Zoek een woord
Kies woordsoort(en)
onderverhuren - /'ɔndərvərhyrən/   /'ɔndərvərhyrə/
hoofdwerkwoord (transitief)
infinitief
onderverhuren[on·der·ver·hu·ren]
onderverhuren
[on·der·ver·hu·ren]
tegenwoordige tijd
ikonderverhuur[on·der·ver·huur]
onderverhuurjij?[on·der·ver·huur]
jijonderverhuurt[on·der·ver·huurt]
uonderverhuurt[on·der·ver·huurt]
hij/zij/hetonderverhuurt[on·der·ver·huurt]
wijonderverhuren[on·der·ver·hu·ren]
jullieonderverhuren[on·der·ver·hu·ren]
zijonderverhuren[on·der·ver·hu·ren]
ik
onderverhuur
[on·der·ver·huur]
onderverhuur
jij?
[on·der·ver·huur]
jij
onderverhuurt
[on·der·ver·huurt]
u
onderverhuurt
[on·der·ver·huurt]
hij/zij/het
onderverhuurt
[on·der·ver·huurt]
wij
onderverhuren
[on·der·ver·hu·ren]
jullie
onderverhuren
[on·der·ver·hu·ren]
zij
onderverhuren
[on·der·ver·hu·ren]
verleden tijd
ikonderverhuurde[on·der·ver·huur·de]
jijonderverhuurde[on·der·ver·huur·de]
hij/zij/hetonderverhuurde[on·der·ver·huur·de]
wijonderverhuurden[on·der·ver·huur·den]
jullieonderverhuurden[on·der·ver·huur·den]
zijonderverhuurden[on·der·ver·huur·den]
ik
onderverhuurde
[on·der·ver·huur·de]
jij
onderverhuurde
[on·der·ver·huur·de]
hij/zij/het
onderverhuurde
[on·der·ver·huur·de]
wij
onderverhuurden
[on·der·ver·huur·den]
jullie
onderverhuurden
[on·der·ver·huur·den]
zij
onderverhuurden
[on·der·ver·huur·den]
tegenwoordig deelwoord
onderverhurend[on·der·ver·hu·rend]
onderverhurende[on·der·ver·hu·ren·de]
onderverhurend
[on·der·ver·hu·rend]
onderverhurende
[on·der·ver·hu·ren·de]
voltooid deelwoord
heeft onderverhuurd[on·der·ver·huurd]
heeft
onderverhuurd
[on·der·ver·huurd]
gebiedende wijs
onderverhuur![on·der·ver·huur]
onderverhuurtu ![on·der·ver·huurt]
onderverhuur
!
[on·der·ver·huur]
onderverhuurt
u !
[on·der·ver·huurt]
aanvoegende wijs
onderverhure[on·der·ver·hu·re]
onderverhure
[on·der·ver·hu·re]
infinitief
onderverhuren[on·der·ver·hu·ren]
onderverhuren
[on·der·ver·hu·ren]
gebiedende wijs
onderverhuur![on·der·ver·huur]
onderverhuurtu ![on·der·ver·huurt]
onderverhuur
!
[on·der·ver·huur]
onderverhuurt
u !
[on·der·ver·huurt]