Leidraad inleiding
Spelling berust op afspraken die we volgen als we gesproken taal schriftelijk vastleggen. Die afspraken zijn bedoeld om het schrijven en lezen zo vlot en efficiënt mogelijk te maken. Daarbij proberen we een woord altijd op dezelfde manier te schrijven. In de loop van de voorbije eeuwen zijn daar regels voor geformuleerd.
Sinds 1804 wordt onze spelling vastgelegd door de overheid. Het gaat daarbij om basisbeginselen en om specifieke regels, zoals die voor het spellen van klinkers en medeklinkers, het gebruik van hoofdletters en tekens (accenten, koppelteken, trema en apostrof), voor de schrijfwijze van samenstellingen met een tussenklank (pannenkoek, aktetas) en voor de verdeling van woorden in lettergrepen. Daarbij publiceert de overheid een lijst van woorden die volgens de regels zijn gespeld en andere die moeilijk af te leiden zijn uit regels, bijvoorbeeld woorden die we overnemen uit andere talen.
Zowel in Vlaanderen als in Nederland schrijft de overheid het gebruik van de officiële spelling voor aan zichzelf en aan het onderwijs. De regels voor deze spelling worden vastgelegd door de Nederlandse Taalunie, een instelling waarin Nederland, Vlaanderen en Suriname samen zorg dragen voor de Nederlandse taal.
De meeste taalgebruikers volgen deze officiële spelling, ook al zijn ze daartoe niet verplicht en al worden overtredingen niet bestraft. Ze doen dat omdat spelfouten de aandacht van de lezer afleiden en omdat een correcte spelling in onze maatschappij door velen gezien wordt als een teken van zorgvuldigheid en kwaliteit. En ook omdat ze er zelf baat bij hebben dat in alle Nederlandse teksten dezelfde spelling wordt gevolgd. Alleen in die omstandigheden kunnen taalgebruikers het systeem optimaal leren en gebruiken.
Toch is spellen, zelfs met een stel duidelijke regels, niet eenvoudig. Het zal ook nooit eenvoudig worden, want het gaat erom een klanksysteem om te zetten in een schriftsysteem. Die twee zijn zo verschillend van aard dat het onmogelijk is om deze omzetting zonder inconsistenties tot stand te brengen. Dat probleem doet zich met name voor bij uitheemse woorden. Hun schrijfwijze roept het oorspronkelijke klanksysteem op en dat leidt vaak tot resultaten waar taalgebruikers moeite mee hebben. Squashen en skiën zijn redelijk bekende sporten, maar de schrijfwijze van ik squashte en ik skiede zal niet voor iedereen direct volgen uit de regels voor het Nederlands.
Omdat onze taal voortdurend in beweging is, publiceert de Nederlandse Taalunie sinds 1995 periodiek een geactualiseerde Woordenlijst Nederlandse Taal. Die wordt aangevuld met woorden die na de vorige editie in onze taal zijn verschenen, terwijl woorden waarvan de opname niet nuttig is gebleken, worden verwijderd.
De spellingregels zijn voor de uitgave van 2015 niet veranderd en de tekst van de Leidraad is − met uitzondering van deze inleiding − ongewijzigd overgenomen uit die editie.
De Woordenlijst is voor deze uitgave grondig herzien. De omvang is gehalveerd, maar de kans dat u het woord dat u opzoekt zal vinden, is groter geworden. De lijst bevat nu ruim 50.000 Nederlandse woorden, waaronder 10.000 die niet in de vorige edities stonden. De 5.000 meest gebruikte woorden (en, van, hoe, ik, huis, tuin, keuken) zijn aangevuld met woorden die een spellingprobleem kunnen opleveren. Dat zijn de woorden die sinds 2005 vaak zijn opgezocht op de website van het Groene Boekje, woordenlijst.org. In enkele gevallen is een probleemcategorie aangevuld met soortgelijke gevallen. Zo zijn bijvoorbeeld samenstellingen en afleidingen van getallen ruimhartig opgenomen (10e, 10de, 10-jarig, 10-tal, tien miljoen, tien en een half) evenals woordgroepen met een oude naamvalsvorm, zoals te allen tijde en in genen dele.
De Woordenlijst spreekt zich alleen uit over de vorm van de woorden en, als het om zelfstandige naamwoorden gaat, over het woordgeslacht. De opname van een woord zegt niets over de bruikbaarheid ervan in bepaalde contexten en het ontbreken van een woord betekent geen afkeuring.