13.1 Regelmatige meervoudsvormen
regel 13.A
We schrijven de regelmatige meervoudsvorm van een zelfstandig naamwoord zoals we hem uitspreken: met de uitgang* (doorgaans -en, -n, -s) aan het woord vast. Daarbij passen we de spellingregels voor open of gesloten lettergrepen toe.
hand - handen
boom - bomen
kan - kannen
weide - weiden, weides
appel - appelen, appels
leraar - leraren, leraars
kind - kinderen
kleed - klederen, kleren