16.5 benamingen van stromingen en overtuigingen
regel 16.M
(1) Het woord waarmee we een culturele, maatschappelijke, religieuze of artistieke stroming benoemen, krijgt een kleine letter.
(2) Ook een samenstelling* of afleiding* met die naam schrijven we met kleine letter.
(3) Soortnamen* voor beoefenaars van godsdiensten of andere overtuigingen en voor religieuze praktijken krijgen een kleine letter.
(1) stromingen
- het protestantisme
- de islam
- het socialisme
- de renaissance
- jugendstil
- het dadaïsme
(2) samengestelde of afgeleide woorden
- een protestant
- protestants
- een islamiet
- een socialist
- een renaissancekasteel
- een dadaïst
We behouden de hoofdletters voor de delen van samengestelde namen die duidelijk naar een plaatsnaam verwijzen.
Dus: Grieks-orthodox, Nederlands-hervormd, maar rooms-katholiek, oosters-orthodox.
(3) beoefenaars van godsdiensten; godsdienstige praktijken
- de paus
- een imam
- een rabbijn
- een jezuïet
- een prediking
- het vrijdaggebed
- een bidstond
- een eucharistieviering
- de biecht