11.3 Verleden tijd van regelmatige werkwoorden
Sommige werkwoorden krijgen de uitgangen -de en -den, andere de uitgangen -te en -ten. Dat hangt af van de eindklank van de stam. Als dat een van de medeklinkers van 't kofschip of 't fokschaap is (/t/, /k/, /f/, /s/, /ch/, /p/), of de medeklinker /sj/ (bijvoorbeeld in ramsjen), dan krijgen de vervoegde vormen -te(n). Als de stam eindigt op een klinker of een stemhebbende* medeklinker, krijgen de vervoegde vormen -de(n).
delen |
werken |
|
deel |
stam |
werk |
ik, jij, het deelde |
stam+de/te |
ik, jij, het werkte |
wij, jullie, zij deelden |
stam+den/ten |
wij, jullie, zij werkten |
Als de stam eindigt op d of t, wordt de verleden tijd met een dubbele medeklinker geschreven.
smeden |
vergroten |
|
smeed |
stam |
vergroot |
ik, jij, het smeedde |
stam+de/te |
ik, jij, het vergrootte |
wij, jullie, zij smeedden |
stam+den/ten |
wij, jullie, zij vergrootten |