11. Werkwoorden

11.4 voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden

regel 11.C

Een voltooid deelwoord dat eindigt op de klank /t/, spellen we met de eindmedeklinker -d of -t die we horen in de verleden tijd.

delen

missen

ik heb gedeeld

(ge)stam(+d/t)

ik heb gemist

smeden

vergroten

ik heb gesmeed

(ge)stam(+d/t)

ik heb vergroot

Een bekend ezelsbruggetje om te achterhalen of een voltooid deelwoord met d dan wel met t wordt geschreven, is luisteren naar de verleden tijd. Eindigt die op -de, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -d. Eindigt de verleden tijd op -te, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -t.

Als we het voltooid deelwoord gebruiken als bepaling voor een zelfstandig naamwoord, dan moeten we het soms verbuigen. Daarbij passen we de regels voor de verenkeling van klinkers toe.

In de verbogen vorm van het voltooid deelwoord is dezelfde d of t te horen als in de verleden tijd. Ook aan de hand hiervan kan dus vaak de juiste schrijfwijze van de onverbogen vorm bepaald worden.

→ verenkeling van lange klinkers in een open lettergreep: 2.1