11.5 verleden tijd van onregelmatige werkwoorden
|
lopen |
vinden |
|
|
ik, jij, het liep |
verledentijdsstam |
ik, jij, het vond |
|
wij, jullie, zij liepen |
verledentijdsstam+en |
wij, jullie, zij vonden |
Een verledentijdsstam met /aa/ heeft in het enkelvoud een /a/: wij kwamen - ik kwam.
De vorm met u is gelijk aan die met jij.
- (jij liep) u liep - liep u
- (jij vond) u vond - vond u
De vorm met gij krijgt altijd een uitgang -t.
- gij liept - gij vondt
- liept gij - vondt gij