6. Los, aaneen of met een koppelteken?

6.3 Samenstelling - bijzondere gevallen met koppelteken

We gebruiken een koppelteken om de structuur te verduidelijken of om een ongewoon woordbeeld te vermijden in een samenstelling. Dat moeten we doen als de elementen gelijkwaardig zijn, bij samengestelde aardrijkskundige namen, als het tweede element een hoofdletter heeft, als een van de elementen een cijfer, letter, symbool* of initiaalwoord* is, of in een samenstelling met een bijzondere voor- of nabepaling.

(a) gelijkwaardige elementen

regel 6.D

Tussen gelijkwaardige elementen die naast elkaar worden geplaatst in een samenstelling, gebruiken we een koppelteken.

Het gaat om combinaties van twee of meer elementen die in de samenstelling in principe met elkaar verwisseld kunnen worden. Zo zouden we een dichter-botanicus ook een botanicus-dichter kunnen noemen.

Als een samenstelling van twee adjectieven in principe niet omwisselbaar is, schrijven we de twee delen aan elkaar vast. Zo betekent sociaalpsychologisch niet: sociaal én psychologisch, maar: volgens de sociale psychologie. Andere voorbeelden:

Als een beroepsnaam vergezeld wordt van een bijvoeglijk naamwoord, schrijven we die twee elementen los: sociaal psycholoog, sociaal geograaf, klinisch bioloog, civiel ingenieur, algemeen secretaris.

Een samengesteld bijvoeglijk naamwoord gebruiken we ook om een religieuze, levensbeschouwelijke of maatschappelijke strekking aan te duiden die uit twee of meer componenten bestaat. Als de delen in principe verwisselbaar zijn, dan gebruiken we een koppelteken.

Als de delen van een dergelijke samenstelling niet verwisselbaar zijn, schrijven we ze aaneen.

We gebruiken ook een koppelteken als het eerste deel verwijst naar een plaats of een bevolkingsgroep.

Als we een zelfstandig naamwoord vormen op basis van dit soort samenstellingen, behouden we de schrijfwijze (aaneen of met koppelteken).

→ facultatief koppelteken in samenstelling: 6.2

→ Engelse samenstellingen en woordgroepen aaneen of los: 12.1

(b) samengestelde aardrijkskundige namen

regel 6.E

Een tweedelig samengestelde aardrijkskundige naam en zijn afleidingen schrijven we met een koppelteken.

Deze regel geldt ook voor aardrijkskundige namen met als linkerdeel* een woord als Noord, Zuid, West, Oost, Centraal, Hoog, Laag, Boven, Beneden, Midden, Nieuw, Nederlands, Belgisch, Vlaams, Frans, Latijns, Afro, Indo.

We behouden het koppelteken in de afleiding* van de samengestelde vorm.

Uitheemse samengestelde aardrijkskundige namen die met een spatie geschreven worden, krijgen geen koppelteken, ook niet in de afgeleide vormen en in samenstellingen.

→ hoofdletter voor plaatsnamen, namen van volkeren, namen van talen: 16.3

(c) tweede woorddeel met een hoofdletter

regel 6.F

We gebruiken een koppelteken in een samenstelling voor een woorddeel met een hoofdletter.

Deze regel geldt ook voor afleidingen met een voorvoegsel dat voor een hoofdletter komt.

→ namen van talen en dialecten: 16.3

(d) samenstelling met cijfer, letter of symbool*

regel 6.G

We gebruiken een koppelteken in een tweedelige samenstelling voor of achter een cijfer, een aparte letter of een symbool.

Het koppelteken gebruiken we ook na een linkerdeel* dat eindigt op een apostrof met een s.

→ driedelige samenstellingen met een cijfer: 6.7

Als een woord wordt gevolgd door een letter of cijfer om een categorie aan te geven, beschouwen we het geheel als een woordgroep*. We schrijven de delen niet aan elkaar vast, maar gebruiken een spatie.

Een samenstelling met een dergelijke woordgroep krijgt slechts één koppelteken.

→ woordgroep in samenstelling: 6.7

→ afleiding van initiaalwoord met apostrof: 6.4

→ apostrof voor verkleinwoorden: 15.5

(e) samenstelling met initiaalwoord* of met letterwoord of verkorting met hoofdletter

regel 6.H

We gebruiken een koppelteken in een samenstelling voor of achter een initiaalwoord.

Een letterwoord* schrijven we in een samenstelling vast, behalve als het met een of meer hoofdletters wordt geschreven.

We schrijven dus wel een koppelteken in bijvoorbeeld:

Ook als er klinkerbotsing* is, gebruiken we een koppelteken.

Een samenstelling met een verkorting* wordt aaneengeschreven, behalve als de verkorting met een of meer hoofdletters wordt geschreven.

We schrijven dus wel een koppelteken in bijvoorbeeld:

→ verschil tussen initiaalwoorden en letterwoorden: 17.3

→ afleiding van initiaalwoord met apostrof: 6.4

→ apostrof voor verkleinwoorden: 15.4

(f) grondwoord met bijzondere voor- of nabepaling*

regel 6.I

We gebruiken een koppelteken in een samenstelling die bestaat uit een grondwoord met een bijzondere voor- of nabepaling.

(1) met de elementen niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-, substituut-, chef-, kandidaat-, interim-, stagiair-, leerling-, assistent-, collega- of meester-

Oud- schrijven we vast als het niet de betekenis 'voormalig' heeft: oudkomer, oudpapierprijs.

Meester-opzichter schrijven we met een koppelteken, maar niet meestergast of meesterbrein, waar de betekenis van het eerste deel is verzwakt.

(2) met elementen zoals -generaal, -president, -testamentair, -verbaal of -militair

(3) groep of werkstuk, genoemd naar een auteur of inspirator

(4) met Sint- of St.

(5) zelfnoemfunctie: een woord dat zichzelf representeert